Week 40 Leurse bos

Langs het dorp Leur ligt dit honderden jaren oude bos. Het is een parkachtig bos, geïnspireerd op verschillende landschapsstijlen uit de 18de en 19de eeuw. Dit zie je terug in de lange lanen, slingerende paden en de tussendoor liggende grasvelden. Zelfs als je niet op zoek gaat naar planten of dieren, is het een prachtig gebied om in te wandelen. Maar ik ben natuurlijk wel op zoek gegaan naar interessante dingen en ondanks dat dieren altijd goed verstopt zitten in bossen, heb ik er toch een aantal gevonden.

Terwijl ik over een licht vochtig pad liep, kwam ik aan een lange grasspriet een wit coconnetje van misschien een centimeter groot tegen. Deze cocon is van een lantaarnspin. Zij legt hierin haar eitjes, zodat ze goed beschermd zijn. Wit is natuurlijk een opvallende kleur, daarom wordt zo’n cocon normaal bedekt met een laagje zand of andere materiaal. Maar daar was deze spin waarschijnlijk nog niet aan toegekomen. Aan de cocons, heeft hij deze spinnensoort ook zijn naam te danken. Het zakje heeft namelijk wel wat weg van een oude lantaarn. 

In dezelfde laan ontdekte ik ook twee soorten rupsen. Beide zijn erg indrukwekkend en absoluut de moeite waard om even naar te zoeken. De eerste is de wapendrager. Dit is een flink grote rups van maar liefst 6 cm lang, geel gekleurd met zwarte en witte patronen en lange witte haren. Als je hem ziet herken je hem meteen. Zijn tempo van eten past perfect bij zijn grootte, want hij eet snel. Het is dan ook leuk om even bij zo’n rups te blijven staan en te bekijken hoe hij duidelijk het blad opeet.

De tweede rups is de meriansborstel. Hij is misschien wat kleiner dan de wapendrager, maar wauw wat een indrukwekkend dier! Over het algemeen heeft hij een groen/gelige huid met af en toe een zwarte plek. Overal op zijn lijf heeft hij grote plukjes haren die veel lijken op borstels. En op zijn achterkant heeft hij een lange, fel roze pluim. Je kan ze onder andere vinden op (Amerikaanse) eiken, berken en meidoorn. Het grappige is dat ik de rups zelf niet eens heb gezien, maar ik heb wel zijn huidje meerdere keren gevonden. Doordat rupsen zo hard groeien, moeten ze regelmatig vervellen aangezien ze niet meer in hun huid passen. En dat huidje kan je dan op een blad of op de grond tegenkomen. Als je er dan goed naar kijkt, kan je nog precies zien waar het hoofdje en de poten hebben gezeten. 

Terwijl ik zo door het bos liep, kwam ik aan de rand van het wandelpad iets tegen wat me eigenlijk wel verbaasde. Kleine hoopjes zand met een ingang erin. Normaal nestelen zandbijen of graafwespen zich op plekken met veel zonlicht zodat ze snel opwarmen en dus snel kunnen gaan vliegen. Maar hier was het vrij donker, door de vele hoge bomen en struiken. Om uit te zoeken wie hier nou leven, ben ik er even bij gaan zitten. En al na een paar minuten kwam er iemand naar zijn holletje gevlogen. Het was een gewone vliegendoder. Deze graafwespen jagen op vliegen en brengen die dan naar hun holletje waar ze de vliegen bij hun eitjes leggen. Zo’n holletje kan wel 50 cm diep zijn! Dat is dan ook de reden waarom de ingang vaak te midden van een flink hoopje zand zit. Nu is natuurlijk nog de vraag, wat doen ze midden in het bos? Er zijn weinig bloemen waar vliegen op afkomen, dus waar halen ze hun prooien dan vandaan? Ik weet het niet zeker, maar ik heb een theorie. Rond de holletjes staan ontzettend veel braamstruiken. Misschien heb je wel eens naar zo’n braamstruik gekeken op het moment dat de bramen al wat ouder begonnen te worden. Er zitten dan aardig wat vliegen op, die zich tegoed doen aan deze heerlijke vrucht. Ook hebben ze vrijwel heel de lente en zomer bloesems, waar vliegen net zo graag op afkomen. Daarom denk ik dat de vliegendoders vanaf deze plant hun vliegen vangen en daarom hier prima kunnen overleven.

Als laatste wil ik het nog even hebben over een mooie vogelsoort die hier leeft. Het vuurgoudhaantje. Deze kleine vogels kan je vooral in het oostelijke deel van Nederland vinden. Het zijn prachtige vogels met een groen/gele rug, grijze buik en twee zwarte en een witte streep op de kop. De mannetjes hebben ook nog eens een knal rode of oranje streep boven op de kop. Bij vrouwtjes is deze streep geel. 

 

Goed om te weten:

 

Het huidje van een meriansborstel. De rups zelf ziet er nog indrukwekkender uit.

De rups van een wapendrager.

De eicocon van een lantaarnspin.

Een stukje van een mooie laan.

Het vuurgoudhaantje.

Midden in het bos vond ik deze paardenbijter.

Een gewone vliegendoder gaat zijn holletje in.

Dezelfde vliegendoder kijkt voorzichtig uit zijn holletje om te checken of alles veilig is.

Een hoog hoopje zand met ingang gemaakt door een gewone vliegendoder.

Op verschillende plekken kan je dood hout zien liggen. Dit zijn vaak geweldige verstopplekken voor allerlei soorten dieren.

Een Dennenvoetzwam.

De omtrek van het Leurse bos met aan de rechterkant de parkeerplaats. Hier kan je met ongeveer vier auto's langs de kant van de weg parkeren.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.